maandag 4 februari 2019

Van oost naar west

De afgelopen twee dagen ben ik door de Terai van oost naar west gereisd, vanuit Damak tot Chitwan. Daarmee heb ik ongeveer de helft van Nepal doorkruist. De afstand kan je ook in één dag afleggen, maar dat moet je niet doen.

Het is namelijk een prachtige route.
Er is van alles te zien. Helaas ging de reis nog te snel om mooie foto’s te maken. Maar ik zal proberen de reis met woorden te schetsen.

De weg is in redelijke staat, vergelijkbaar met een 60 kilometerweg in Nederland, iets breder. Omdat hij vrij recht is, heb je het gevoel dat je harder zou kunnen. Alleen zit al het verkeer op deze “highway”, dus er zijn veel snelheidsverschillen en er wordt heel veel ingehaald.

Onderweg zie je allerlei vervoersmiddelen. Personenauto’s natuurlijk. Bussen en vrachtwagens in bonte kleuren. En heel veel motorrijders.
Opvallend is dat op die motoren, wij zouden ze fors opgevoerde brommers noemen, van alles vervoerd wordt. Natuurlijk personen, tot 4 per motor. Maar op de motor zag ik ook een koelkast, lange ijzeren palen, een ladder en een vloerkleed vervoerd worden.
Ook de fiets is een veel gezien vervoermiddel. Voor jongelui die naar school of werk gaan. En volwassenen die soms houtplaten of een grote bundel gewassen achterop hebben. Daartussendoor bewegen zich de minibusjes, tuk tuks en ossenwagens.
De meeste mensen zie je de benenwagen gebruiken. Over de stoffige wegen lopen kinderen in keurig schone en glad gestreken schooluniformen. Oudere vrouwen lopen met een mand waar ze zelf inpassen op hun rug, volgepropt met de oogst van de dag, of de groente die verkocht moet worden.

Wat mij opviel, is dat je vrouwen in allerlei kleding ziet. Het meest zie je wel de traditionele sari of kurta salawar. Maar je ziet ook jonge vrouwen met skinny jeans en een kort jasje. 
De sari is een meterslange doek die de vrouw om zich heen wikkelt tot een volle rok , naar boven over de voorkant van de romp, om te eindigen als een sjaal. Ze dragen daar een hemdje onder. De kurta salawar is een wijde broek, met daar overheen een lange tuniek, een sjaal (de grootte is afhankelijk van de temperatuur) maakt de kleding af.

Mensen kijken is leuk. Maar ook het landschap is prachtig.

Je reist over de enige weg die van oost naar west gaat. Aan de rechterkant zie je het heuvelland. In Nederland zouden dit bergen zijn, maar in Nepal ben je pas een berg als er sneeuw op je ligt.  Links kan je kilometers ver weg kijken over het vlakke laagland, getint in tientallen kleuren groen. 

Je passeert steden, dorpen, gehuchten en tentenkampen, met elk hun eigen bouw. Van in bonte kleuren gepleisterde gebouwen in allerlei maten en vormen, traditionele houten huizen, hutjes van leem of golfplaten, tot een verzameling zeiltjes gespannen over een tak.

Je rijdt door steden en door de jungle, langs tarwe en rijstvelden, suikerriet en bananenplantages, en nog veel meer gewassen die ik niet herken. 

Ik ben ontelbaar veel bruggen overgestoken. De bruggen overspannen rivierbeddingen die nu allemaal droog staan. Het is nu de droge tijd. Overal ligt dan ook een laagje stof op en zie je het zand en stof opstuiven. In en vlak na de regentijd stromen onder deze bruggen tientallen rivieren van enkele meters, tot enkele honderden meters breed.

Je kan ook dieren zien. De tijger, zwarte beer en wilde olifanten, waarvoor wordt gewaarschuwd op borden langs de weg, heb ik niet gezien. Maar de apen die zich langs de weg ophouden kan je niet missen. Voor de bont gekleurde vlinders moet je even een zijweg inslaan en uitstappen. 
Het mooiste uitzicht had ik bij een van de grote rivieren. Een deel van de droogstaande rivier was omgetoverd tot een groot groen tarweveld, waar mensen in bonte kleuren aan het werk waren. Aan de rand van het veld was een zwerm witte reigers neergestreken. Boven de weg zag ik een enorm grote roofvogel langzaam naar beneden zweven. Eenmaal geland bleek het een gier te zijn die zich bij vijf soortgenoten voegde.

Zag ik alleen maar schoonheid? Helaas niet.

De Terai, de streek waar ik door reisde, is zeer vruchtbaar. Het is de voedselkraamkamer van Nepal. Dit zorgt voor eten en werk, en trekt mensen uit andere streken aan. Je ziet dan ook dat er veel gebouwd wordt, huizen, wegen, industrie.  Er is veel werk langs de weg bezig. In dit gebied wordt een tweede internationaal vliegveld gebouwd. Ook die zal veel werk en mensen aantrekken.

Dit is één van de gevaren voor Nepal: dat het vruchtbare land, wordt omgevormd tot stedelijk gebied. Dat zou de voedselvoorziening in Nepal in gevaar kunnen brengen.

Iets anders waar ik me zorgen over maak, maar de Nepalezen veel minder, is de enorme hoeveelheid afval. De berm van de weg is een lange strook van plastic en ander afval. Ook aan de randen van de grote rivieren zie je veel plastic liggen. Ik begrijp dat milieuvervuiling geen prioriteit heeft, als overleven je dagelijkse opdracht is. Maar ik hoop dat de houding tegenover afval verandert voor het te laat is.
 
De meeste mensen komen naar Nepal in de hoop de majestueuze Himalaya te zien. Ik ook. Maar de Terai is ook zeker de moeite waard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten